In dit hoofdstuk worden de financiële hoofdlijnen gepresenteerd voor de periode 2025 t/m 2028. In 2.1 zijn de uitgangspunten opgenomen op basis waarvan deze begroting is opgesteld. In 2.2 zijn belangrijke externe ontwikkelingen toegelicht. In 2.3 laat het middelenkader de begrotingssaldi voor de komende jaren zien. Daarbij is ook aangegeven welke punten al in de zomernota waren opgenomen en welke mutaties er tussen de zomernota en de begroting nog zijn doorgevoerd. In 2.4 is een bredere uiteenzetting opgenomen van hoe we er financieel voorstaan op basis van een overkoepelende analyse van onze financiële kengetallen. In 2.5 is nog een kort overzicht opgenomen van de projecten waartoe in het voorjaar is besloten deze te financieren uit de investeringsagenda. 2.6 geeft nog een overzicht van openstaande taakstellingen en stelposten. In 2.7 is een samenvatting opgenomen van de financiële hoofdlijnen.
Omschrijving | Grondslag |
1. Lonen en sociale lasten - indexatie 2025 | 3,3 % |
2. prijzen - indexatie 2025 | 2,2 % |
3. Algemene uitkering | Meicirculaire 2024 |
4. Onroerendzaakbelasting | 10% meer opbrengsten (41 euro p/j bij gem. WOZ) |
5. Overige lokale heffingen: - Rioolheffing - Afvalstoffenheffingen en overige heffingen |
- 0% (compensatie woonlastenstijging) - Kostendekkend, minder kwijtschelding variabele deel |
6. Omslagrente | 1,5% |
Toelichtingen:
1. en 2. Loon en prijs indexaties
We moeten rekening houden met de stijging van lonen en sociale lasten in 2025. Er is nog geen nieuwe CAO voor gemeenten afgesloten. Daarom maken we een inschatting. Normaal sluiten we aan bij inschattingen in het Centraal Economisch Plan (CEP) van het voorjaar. Voor 2025 houdt het CEP rekening met 2,2% prijs- en 4,4% loonontwikkeling. Omdat de nu lopende CAO tot 1 april 2025 geen stijging vertoont over de eerste drie maanden van 2025 hebben we deze index met 25% gecorrigeerd tot 3,3% verwachte loonontwikkeling.
3. Algemene uitkering
Conform de financiële verordening is de begroting gebaseerd op de meicirculaire van dit jaar en alle circulaires daarvoor. De septembercirculaire 2024 wordt niet meegenomen en pas verwerkt bij de volgende zomernota. Hierdoor sturen we nog slechts 1 keer per jaar bij op het saldo van alle circulaires die in een jaar uitkomen. Dat geeft rust in het bestuurlijke proces.
4. Onroerendezaakbelasting
Normaliter wordt de OZB elk jaar geïndexeerd op basis van de inflatie die voorzien wordt in het Centraal Economisch Plan (gemiddelde inflatie over 4 jaren). Ondanks dat in het coalitieakkoord is opgenomen dat we terughoudend omgaan met belastingverhogingen zien we ons genoodzaakt om voor de OZB in 2025 de index van 10% te hanteren. De woonlastenstijging dempen we vervolgens door keuzes bij riool- en afvalstoffenheffing.
5. Overige lokale heffingen
De tarieven voor leges en retributies (onder andere afval en riool) worden bepaald op grond van de begrote kosten en de afgesproken 100% kostendekkendheid. Tariefaanpassingen zijn daarmee een resultante van kostenontwikkelingen. Voor rioolrechten wijken we hiervan in 2025 af. We verhogen in 2025 de tarieven voor rioolheffing niet. Aanvullend beperken we bij de afvalstoffenheffing het aantal ledigingen dat wordt kwijtgescholden van 9 naar 4. Dit vanuit de afweging dat ook huishoudens die het minder breed hebben een sterkere financiële prikkel voelen om hun afval goed te scheiden en de hoeveelheid te beperken. Hiermee dempen we de stijging van woonlasten voor alle burgers.
6. Omslagrente
Dit is de gemiddelde rente van leningen die we hebben aangetrokken en aan investeringen in rekening wordt gebracht. Deze kunnen we gelijk houden op 1,5%. Dit doordat de gemiddelde rente van onze leningenportefeuille laag is en voorlopig geen nieuwe leningen nodig zijn.
Algemeen
Deze begroting is tot stand gekomen in tijden van onzekerheid. Daarbij speelden met name de ontwikkelingen rondom inflatie en het gemeentefonds een belangrijke rol.
Inflatie
Als gevolg van de oorlog in Oekraïne is de inflatie de afgelopen jaren fors opgelopen. In vele sectoren zijn lonen verhoogd om koopkrachtverlies te compenseren. Centrale banken hebben daarbij rentestanden verhoogd om de inflatie te remmen. Mede daardoor kwam de economie in een (lichte) economische recessie terecht. In tegenstelling tot voorgaande recessies bleef de werkeloosheid tot op heden wel laag door krapte in de arbeidsmarkt.
In de recente raming van het Centraal Planbureau (CPB) daalt de inflatie inmiddels weer. De CAO lonen bewegen daar iets achteraan. Volgens het CPB is de koopkracht van consumenten inmiddels gestegen ten opzichte van 2021 (gecorrigeerd voor inflatie). Dit jaar is er geen sprake meer van lichte recessie en ook de economische groeiverwachtingen zijn positiefMacro Economische Verkenningen (MEV) voor 2025 |
De gevolgen van de inflatie hebben wij als gemeente ook gemerkt. Veel van de financiële knelpunten in deze begroting zijn hieraan gerelateerd. In vele sectoren zijn lonen verhoogd en dat leidde tot tariefstijgingen waarmee wij als gemeente te maken kregen. Daarnaast heeft het beleid van centrale banken om rentestanden te verhogen ook impact voor gemeenten. Doordat wij een lage schuldenratio hebben en geen nieuwe leningen moesten aantrekken hebben wij hier echter weinig last van gehad. Aanvullend hebben gemeenten door de hoge inflatie ook nieuwe taken gekregen vanuit flankerend overheidsbeleid (zoals energiesubsidie).
Gemeentefonds
De belangrijkste inkomstenbron voor gemeenten is het gemeentefonds. Dat fonds is zo’n 40 miljard euro groot. Rutte-4 heeft daar bij de start 4 miljard euro structureel vanaf 2026 uitgehaald. Na stevige protesten vanuit gemeenten is bij de Voorjaarsnota 2023 structureel 1 miljard euro teruggestort. Bij de Voorjaarsnota 2024 is de oploop van de opschalingskorting van 675 miljoen euro geschrapt. De hoop vanuit gemeenten was dat de nieuwe regering dit verder zou repareren. Helaas worden gemeenten geconfronteerd met een verdere korting. Op specifieke uitkeringen wordt een budgetkorting doorgevoerd van 638 miljoen euro. Op het klimaatfonds wordt 1,2 miljard euro bezuinigd. Door de BTW verhoging kan extra druk ontstaan op gemeentelijke subsidies voor sport en cultuur. Daarmee is nog steeds sprake van een uitname van vele miljarden euro’s structureel, ook wel het financieel ravijn genoemd.
Daarnaast spelen nog de grote tekorten op jeugdzorg. Ondanks de hervormingsagenda lopen deze landelijk nog steeds op en moeten gemeenten steeds meer bijleggen op deze taak. Dit door sterke prijsstijgingen in de zorgsector en doordat het aantal jongeren dat jeugdzorg nodig heeft nog steeds stijgt. Van 20 jaar geleden 1 op 27 jongeren naar inmiddels 1 op 7 landelijk en 1 op 6 in Enschede. Gemeenten kunnen dit maar beperkt beïnvloeden. De Jeugdwet vormt het wettelijk kader en een groot deel van de jeugdzorg loopt via toegangspoorten waar gemeenten geen invloed op hebben. Jeugdzorg kan daarmee als 2e financieel ravijn bestempeld worden.
Er is ook sprake van een 3e meer onzichtbaar ravijn. Gemeenten krijgen onvoldoende compensatie voor inflatie effecten. Elk jaar past het Rijk de omvang van het gemeentefonds aan op loon en prijsstijgingen. Onlangs is deze systematiek aangepast. Eenzijdig en zonder overleg met gemeenten. Nu wordt de compensatie vastgeklikt op de voorspelling die het CBS in het voorjaar maakt voor de verwachte inflatie voor het lopende jaar. Die voorspelling valt echter al jaren gemiddeld zo’n 1 procent lager uit dan de werkelijke inflatie. Daardoor lopen gemeenten elk jaar zo’n 400 miljoen euro mis. Na een aantal jaren loopt dat in de miljarden. Dit ondanks de belofte van het Rijk dat sprake zou blijven van volledige inflatiecompensatie.
Gemeenten staan voor een grote financiële opgave vanaf 2026
Door deze ontwikkelingen staan gemeenten voor de opgave om vele miljarden te bezuinigen. Nog geen kwart van de gemeenten heeft vanaf 2026 een sluitende meerjarenbegroting. Gemeenten hebben ook maar beperkt mogelijkheden om dit op te vangen. 70% van de lasten van gemeenten komen voort uit medebewindstaken en wettelijke verplichtingen die het Rijk ons oplegt. Het gaat dan om taken op het gebied van inkomensregelingen, participatiewet, WMO, Jeugdwet, volksgezondheid, burgerzaken, crisisbestrijding/brandweer, riolering, afvalverwerking of onderwijshuisvesting. Op de overige taken is meer beleidsvrijheid. Denk aan ruimtelijke ordening, woningbouw, sport, cultuur, openbaar groen, mobiliteit en economische ontwikkeling. Het is echter niet te doen om de volledige bezuiniging op deze taken op te vangen. Dat betekent het sluiten van vele sportaccommodaties, verloederen van openbare ruimte en wegen, sterk afbouwen van culturele subsidies, niet kunnen faciliteren van groei van ons bedrijfsleven en het grotendeels stilvallen van woningbouw. Daarmee trekken gemeenten de volledige basis onder hun stad weg en gaan maatschappelijke problemen alleen maar toenemen. Alternatief is een stijging van lokale belastingen. Er is al eens becijferd dat deze dan 60% moeten stijgen. Dit is natuurlijk volstrekt onrealistisch en leidt tot een flinke lastenverzwaring voor inwoners. Daarbij komt dat in het hoofdlijnenakkoord ook is opgenomen dat de stijging van OZB door gemeenten gemaximeerd zal worden.
Lobby naar het Rijk
Gemeenten geven al lange tijd een duidelijke boodschap richting het Rijk af: (1) Draai de uitname uit het gemeentefonds terug, (2) kom de belofte na van volledige compensatie voor inflatie effecten en (3) zorg voor compensatie van de toegenomen tekorten op jeugdzorg danwel een jeugdzorgstelsel dat financieel te behappen is voor gemeenten. Helaas leidt deze lobby nog niet tot aanpassingen vanuit het Rijk.
Daarbij moet rekenschap worden genomen dat het Rijk zelf ook voor een grote financiële opgave staat. De afgelopen jaren zijn de overheidsuitgaven sterk gestegen. Het CPB voorspelt dat de overheidsschuld gaat groeien en boven afspraken met Europa zal komen. De huidige regering zal daarom uitgaven moeten verminderen om te voorkomen dat de rekeningen worden doorgeschoven naar toekomstige generaties. Daarom is in de miljoenennota ook opgenomen dat het kabinet terugkeert naar begrotingsdiscipline en beheersing van overheidsuitgaven. Dat doet ze door in te zetten op een kleinere overheid, minder ontwikkelingssamenwerking, verminderen van subsidies, gerichte keuzes in de zorg en sociale zekerheid, beperken van asielinstroom, verlagen van fondsen en het verhogen van btw tarieven. Gelijktijdig zet het kabinet wel in op lastenverlichting voor werkende middeninkomens, steun aan groepen die in de knel zitten, tegengaan van armoede, halvering van het eigen risico in de zorg, verbeteren van het vestigingsklimaat, woningbouw en infrastructuur, energietransitie en kerncentrales en extra geld voor defensie en veiligheid.
Tegen deze achtergrond van gemeenten die voor een financieel ravijn staan en een kabinet dat zelf ook een financiële opgave heeft en andere prioriteiten stelt is er ook een tweede route om de middelen en taken voor gemeenten toch in balans te krijgen. Als gemeenten het werkelijk met minder geld moeten doen dan zijn scherpe keuzes op medebewindstaken nodig. Dit zodat een aanzienlijk deel van de financiële taakstelling die gemeenten hebben ook op dat deel van de begroting kan worden gerealiseerd. Daarom heeft Enschede opgeroepen takengesprekken te voeren tussen Rijk en VNG. Daarin kan het gaan over:
Enschede blijft zich actief inzetten in deze lobby. Zo schuiven we op 26 september aan bij een ronde tafel gesprek met de commissie binnenlandse zaken van de tweede kamer. En zijn we met de VNG bezig met het inhoudelijk voorbereiden van de genoemde takengesprekken. Daarbij betrekken we diverse gemeentelijke netwerken (G40, M50, K8, P10, 100.000+). We streven ernaar dit gesprek in het najaar te voeren zodat ze mogelijk nog bij kunnen dragen tot een voorjaarsnota 2025 waarbij taken en middelen van gemeenten weer in balans zijn.
Begroting en Organisatie in Balans (BOB)
Als het kabinet niet ingrijpt, en daar ziet het helaas steeds meer naar uit, dan zullen ombuigingen nodig zijn. Daarom zijn we ook een traject BOB gestart gericht op financiele ombuigingen maar zeker ook het in balans brengen van de werkdruk in de organisatie. Kijkend naar het huidige saldo middelenkader en rekening houdend met dat er elk jaar nieuwe knelpunten zijn rekenen wij erop dat de financiële opgave minimaal 30 miljoen euro structureel is vanaf 2026. Als we daarbij de raad ook keuzemogelijkheid willen geven door scenario’s te schetsen betekent dit dat de zoekrichting voor dekkingsmaatregelen hoger dient te liggen, waarbij wij denken aan minimaal 40 miljoen euro. Er lopen reeds 6 BOB lijnen maar de verwachting is niet dat deze voldoende opleveren voor de volledige financiële opgave. Daarom wordt voorgesteld om 2 extra BOB lijnen te benoemen: 7 “Invulling begrotingsadvies VNG”; De VNG adviseert vooral te bezuinigen op medebewindstaken: taken die wij als gemeente in opdracht van het Rijk uitvoeren. BOB lijn 8 “alternatieve zoekrichtingen” om te kijken naar mogelijke besparingen binnen de bedrijfsfuncties die tot nu toe niet zijn meegenomen in de huidige BOB actielijnen dan wel een brede zoektocht te starten naar alle opties. Dit najaar willen we met u in gesprek over de nadere uitwerking in een concreet plan van aanpak richting voorjaar 2025.
In de tabel hieronder is het saldo middelenkader gepresenteerd voor de periode 2025 t/m 2028. Net als vorig jaar laten we op verzoek van de rekeningencommissie duidelijker zien welke mutaties na de zomernota zijn doorgevoerd.
Middelenkader 2025-2028 (x 1 miljoen euro) | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 |
A. Saldo Gemeentebegroting 2024-2027 | 1,3 | -14,2 | -16,8 | -14,2 |
B. Gemeentefonds | -6,0 | 3,2 | 8,7 | 13,6 |
C. Loon- en prijscompensatie 2025 | -4,4 | -2,7 | -2,5 | -1,7 |
D. Knelpunten | -31,8 | -31,7 | -31,4 | -31,9 |
E. Prioriteiten | -0,2 | -0,3 | -0,6 | -0,5 |
F. Meevallers/scherpe keuzes | 27,6 | 16,5 | 18,5 | 20,4 |
G. Lokale heffingen | 6,3 | 6,5 | 6,8 | 6,9 |
H. Saldo Zomernota 2025-2028* | -7,2 | -22,7 | -17,3 | -7,3 |
I. Verhoging loon- en prijscompensatie | -2,1 | -2,1 | -2,1 | -2,1 |
J. Verhoging BTW-compensatiefonds | 0,5 | |||
K. Saldo Gemeentebegroting 2025-2028 | -8,8 | -24,8 | -19,4 | -9,4 |
L. Structureel saldo | 0,4 | -16,6 | -12,6 | -6,3 |
M. Weerstandsratio | 1,87 | 1,36 | 0,97 | 0,78 |
Voor 2025 is sprake van een begroting met een positief structureel saldo. Wel resteert er nog een incidenteel tekort. Dit komt hoofdzakelijk voort uit de korting van 675 miljoen euro voor 2025 waar het Rijk ons dit voorjaar nog mee verraste. Het is niet reëel te veronderstellen dat we op deze korte termijn die bezuiniging nog in konden vullen. Zeker niet bovenop de grote opgave waar wij al voor stonden. Ook vinden we deze korting onrechtvaardig. Het is een uitruil geweest tegenover het afschalen van de opschalingskorting. Dat was een budgetkorting die eerder aan gemeenten was opgelegd waar ook geen grondslag onder zat.
Voor 2026 e.v. is bewust gekozen de begroting niet sluitend te maken. Dit om 2 redenen:
Mocht het kabinet onverhoopt geen reparatie op het gemeentefonds toepassen en er geen aanvullende compensatie voor Jeugdzorg komen dan zijn bij de volgende zomernota wel ingrijpende bezuinigingen nodig. Ter voorbereiding daarop hebben we een traject Begroting en Organisatie in Balans (BOB) lopen. Richting de komende zomernota brengen we ombuigingsopties in beeld met een omvang van 30 á 40 miljoen euro. Het moge duidelijk zijn dat ombuigingen op deze schaal vergaande gevolgen hebben voor voorzieningen in onze stad en de aanpak van onze grote maatschappelijke opgaven.
Toelichtingen:
A - Bij de begroting 2024 was al sprake van een groot structureel tekort in het meerjarenperspectief. Dit door de uitname uit het gemeentefonds door het vorige kabinet.
B - Bij de zomernota is het integrale effect van de september- en decembercirculaire 2023 en de meicirculaire 2024 doorgerekend. Deze circulaires pakken per saldo positief uit. Maar daarbij is het goed te beseffen dat dit slechts een gedeeltelijke reparatie betreft op de eerdere forsere uitname die het kabinet Rutte-4 heeft gedaan. Aanvullend zijn hierin nog niet de effecten verwerkt van nieuwe kortingen die het kabinet Schoof doorvoert.
C - Elk jaar reserveren we in onze begroting voor t+4 een budget om loon- en prijsontwikkelingen op te vangen. Helaas is het budget dat we hiervoor in het verleden hebben gereserveerd voor de jaren 2025 en verder onvoldoende. Dit heeft 2 oorzaken: (1) de lonen- en prijzen zijn harder gestegen dan verwacht, (2) er is sprake geweest van personele groei waardoor de totale loonsom waarover geïndexeerd moet worden ook groter is. Als de inflatie niet verder normaliseert zullen zich ook de komende jaren knelpunten voordoen.
D - De omvang van de knelpunten in deze zomernota was wederom hoog. Een groot deel van de knelpunten is ontstaan door de hoge inflatie van de afgelopen jaren. Andere knelpunten zijn gerelateerd aan volumeontwikkeling. Met name bij jeugd en WMO zien we daardoor een toename in de kosten. Ook zijn er diverse knelpunten die gerelateerd zijn aan personeel. Deze zijn onontkoombaar vanuit extra (wettelijke) taken of eerder genomen raadsbesluiten. Voor een gedetailleerd overzicht van de knelpunten die in deze begroting zijn verwerkt, zie <link zomernota>.
E – Aangezien er geen budgettaire ruimte is is zeer terughoudend omgegaan met het toevoegen van nieuwe politieke prioriteiten.
F – In de zomernota zijn dekkingsmaatregelen opgenomen die hoofdzakelijk voortkomen uit BOB lijn 1 en 2. Het betreft maatregelen gericht op scherp begroten, afromen van onderbestedingen, vrijval van reserves, vrijval van middelen voor beleidsintensiveringen die nog niet (volledig) opgepakt zijn en besparingen als gevolg van het plan duurzame jeugdzorg. G - Elk jaar actualiseren we de geprognosticeerde inkomsten voor lokale belastingen. We hebben ernaar gestreefd de woonlastenstijging beperkt te houden maar hebben daarbij wel moeten differentiëren in maatregelen bij de ozb, riool- en afvalstoffenheffing. De ozb inkomsten zijn voor de gemeenten een vrij besteedbare post en hier hebben we een lastenverzwaring moeten doorvoeren van 10%. Deze woonlastenstijging dempen we weer door de rioolheffing die maximaal kostendekkend mag zijn op 0% stijging te houden. Verder wordt kwijtschelding op het aantal ledigingen voor de afvalstoffenheffing beperkt waardoor we woonlastenstijging ook dempen middels de tarieven voor afvalstoffenheffing.
H - In actuele middelenkader valt vooral het jaar 2026 en verder op, waarbij zonder ingrijpen de reserves snel opdrogen. Dit is te zien in een afnemende weerstandsratio
I - Het benodigde budget voor de loon- en prijscompensatie voor 2025 is becijferd in het voorjaar van 2024. Bij de uiteindelijke verwerking van de afgesproken loon- en prijsindexatie blijkt nu dat toch een hoger budget nodig is dan was ingeschat. Dit komt doordat ondertussen nog de effecten uit de CAO 2024 zijn toegevoegd alsook sprake was van andere begrotingswijzigingen in 2024 die ook leiden tot toevoegingen vanaf 2025 van loon- danwel prijsindexatie. De structurele toevoeging leidt voor 2026 e.v. tot een hoger saldo op de stelpost voor loon- en prijscompensatie. Als de inflatie en loonstijgingen niet normaliseren zal ook de komende jaren extra budget nodig zijn.
J - In de zomernota is 3 miljoen euro opgenomen als incidentele meevaller in het middelenkader vanuit de onderuitputting in het BTW compensatiefonds (BCF). Dit fonds is in het verleden gevuld met een onttrekking uit het gemeentefonds. Als gemeenten gezamenlijk minder compensabele BTW declareren dan de hoogte van het plafond van dit fonds, wordt het restant door het rijk teruggestort in het gemeentefonds. Voor 2025 kan dit budget worden verhoogd met € 500.000 en ook als structureel aangemerkt. De toezichthouder staat toe dat op basis van de meest recente afrekening deze bijdrage structureel wordt geraamd. Voor 2026 e.v. gaan we bij volgende zomernota de omvang bepalen en meerjarig toevoegen.
L - Het structurele saldo is in 2025 sluitend, maar voor 2026 en verder zal bijgestuurd moeten worden om de gemeentelijke financiën in een gezond perspectief te houden.
M - De weerstandsratio geeft de mate aan waarin de gemeente in staat is het hoofd te bieden aan financiële risico’s als die zich voordoen. Een cijfer > 1 wordt als voldoende aangemerkt. Duidelijk is dat bij ongewijzigd beleid deze waarde onder deze grens zakt.
Om te beoordelen of onze financiële positie voldoende weerbaar en houdbaar is gebruiken we een brede set financiële kengetallen. Hieronder zijn deze opgenomen en geven we een samenvattende beoordeling.
Financieel kengetal | Signalering | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 |
A. Weerstandsratio | <0,8 | 1,87 | 1,36 | 0,97 | 0,78 |
B. Netto schuldquote | >130% | 30% | 41% | 52% | 43% |
C. Solvabiliteitsratio | <20% | 29% | 24% | 21% | 21% |
D. Grondexploitatie | >35% | 1% | 1% | 1% | 1% |
E. Structurele exploitatieruimte | <0% | 0,0% | -1,9% | -1,5% | -0,7% |
F. Belastingcapaciteit | >105% | 107% | 107% | 106% | 106% |
G. Netto investeringsquote | <0% of >5% | 3,1% | 5,3% | 7,9% | 5,1% |
Toelichtingen:
Samenvattend kan gesteld worden dat de financiële conditie in Enschede gezond is. Er zijn voldoende buffers voorhanden om tegenvallers op te vangen. Er zijn lage schulden en de solvabiliteit is op orde. Er zijn nauwelijks risico's vanuit de hoeveelheid grondposities. Het investeringsniveau is weer op peil gebracht. En er is sprake van een positieve balans tussen structurele baten en lasten. Alleen de belastingdruk ligt nog wat hoger dan het landelijk gemiddelde. Vooruitkijkend zien we vanaf 2026 wel een omslag. Dit als gevolg van het kabinetsbeleid om gemeenten dan fors te korten op de uitkering. Hierop loopt een actieve lobby. Mocht die onverhoopt niet succesvol zijn dan wordt het zeer lastig om de opgaven van de stad nog te kunnen realiseren in verdere jaren en zal er vanaf volgend jaar flink bezuinigd moeten worden.
Sinds enkele jaren kent Enschede een Strategische Investeringsagenda. Deze is bedoeld om in goede én in slechte tijden te blijven investeren in de stad. De agenda richt zich op projecten die sterk bijdragen aan de strategische opgaven en daarmee de lange termijn ontwikkeling van de stad. Het gaat om grote gebiedsontwikkelingen waarmee integraal wordt gewerkt aan verbeteren van aantrekkelijkheid, inclusiviteit en duurzaamheid in de stad. De keuze voor de betreffende gebiedsontwikkelingen komt voort uit de omgevingsvisie. Met de investeringsagenda borgen we langjarig een stabiel investeringsniveau in de stad. En kunnen we subsidiekansen voor de stad verzilveren.
Elk voorjaar wordt de investeringsagenda geactualiseerd. Dit jaar zijn geen nieuwe gebieden toegevoegd. Wel zijn scope uitbreidingen in bestaande projecten opgenomen. Enerzijds omdat het pragmatisch en efficiënt is om deze werkzaamheden direct mee te nemen als we in een gebied aan de slag zijn. Anderzijds omdat we nieuwe subsidies vanuit medeoverheden hebben gekregen om aanvullende werkzaamheden in deze gebieden te doen. Voor de eigen cofinanciering was nog ruimte beschikbaar in de investeringsagenda.
Het betreft scope uitbreidingen bij de volgende projecten:
De totale lijst van projecten op de agenda bestaat uit:
Projecten investeringsagenda | |
Centrumkwadraat | Eschmarkerveld |
Cromhoff | Glanerbrug Fysiek |
De kop | Horstmanpark |
DIA Twekkelerveld | Kennispark |
DIA Zuid | Sportclustering Zuid, Schreurserve en Glanerbrug (MFSA's) |
Diekman Topsportcampus | Warenhuis (openbare ruimte) |
Met deze projecten zijn de beschikbare middelen voor de investeringsagenda vrijwel volledig belegd. Tot circa 2033 is er geen ruimte meer om nieuwe projecten toe te voegen. We zien dat er tussentijds een tekort kan ontstaan als alle projecten conform planning uitgevoerd zouden worden. Tegelijkertijd constateren we ook dat we om verschillende redenen niet altijd de planning vast kunnen houden. Door externe ontwikkelingen zoals netcongestie en stikstof, maar ook door de ontwikkeling bij marktpartijen. Om ruimte te houden om flexibel in te kunnen spelen op deze ontwikkelingen, kiezen veel gemeenten voor overprogrammering. Vanuit de gedachte dat je op voorhand al weet dat niet alles gerealiseerd gaat worden binnen de opgenomen jaarschijf. Die keuze maken wij als Enschede nu ook voor deze Investeringsagenda.
In totaal wordt op deze projecten in de komende 15 tot 20 jaar vanuit de gemeente circa 141 miljoen euro geïnvesteerd. De dekking daarvoor komt uit eerder door de raad gereserveerde middelen in de reserve strategische investeringsagenda en de structurele reeks die in de begroting is opgenomen om ook de komende jaren middelen beschikbaar te blijven maken. Op deze projecten zijn ook reeds 66 miljoen euro aan subsidies binnengehaald. Daarvan 42 miljoen euro voor projecten die nog in uitvoering gaan. We blijven ons actief inzetten om medeoverheden en externe partners te betrekken bij de ontwikkeling van de stad om daarmee de externe bijdragen verder op te laten lopen.
In alle voorgaande cijfers gaan we ervanuit dat de nog openstaande taakstellingen worden gerealiseerd. In onderstaande tabel zijn deze inzichtelijk gemaakt. Opgemerkt wordt dat de
stelpost sociaal domein hierin niet meer is opgenomen. Deze wordt met deze zomernota afgevoerd. Op basis van overschotten in het sociaal domein van 2018 tot en met 2021 leek het mogelijk te anticiperen op jaarlijkse voordelen. In 2022 en 2023 waren er echter tekorten in het sociaal domein en is het niet gelukt deze stelpost in te vullen. Ook heeft de toezichthouder aangegeven voor deze stelpost te corrigeren bij het bepalen van haar oordeel. Daarmee hebben we besloten de stelpost te schrappen. Dit is meegenomen als knelpunt.
Taakstellingen (x 1.000 euro | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 |
1. Duurzame jeugd | 1.186 | 2.820 | 5.328 | 7.232 |
2. Sport: Clustering sportvelden | 0 | 35 | 76 | 163 |
3. Parkeren: betaald parkeren FC Twente | 50 | 50 | 50 | 50 |
4. Stelpost nacalculatie LPO gemeenschappelijke regelingen | 500 | 500 | 500 | |
Totaal | 1.236 | 3.405 | 5.954 | 7.945 |
In deze begroting zijn we geconfronteerd met forse nadelen door de hoge inflatie en kortingen op het gemeentefonds die het Rijk maar deels terugdraait. Daardoor stonden we al in 2025 voor een grote financiële opgave. Bij de zomernota is een flink pakket aan ombuigingen voorgesteld dat hoofdzakelijk bestond uit scherp begroten, afromen van onderbestedingen, vrijval van reserves, vrijval van middelen voor beleidsintensiveringen die nog niet (volledig) opgepakt zijn en verwachte besparingen als gevolg van het plan duurzame jeugdzorg. Daarmee is in 2025 sprake van een positief structureel saldo en verwachten we dat we geen extra toezicht krijgen op onze begroting. Vanaf 2026 is wel sprake van een fors structureel tekort. Op dit moment sturen we daar niet op bij. We blijven hopen dat het kabinet tot inkeer komt en een deel van de korting in het gemeentefonds terugdraait. Aanvullend zijn we met een stevige lobby richting het Rijk bezig dat als gemeenten het echt met minder middelen moeten doen er ook sprake zal moeten zijn van scherpe keuzes op medebewindstaken. Een andere ontwikkeling die we volgen betreft de deskundigencommissie Jeugdzorg die zich in het voorjaar buigt over de vraag of gemeenten aanvullende compensatie horen te krijgen voor autonome ontwikkelingen in de Jeugdzorg. Mochten deze trajecten onverhoopt niet tot een oplossing voor het structurele tekort leiden dan zijn wel stevige ombuigingen nodig. Dat zal dan vergaande consequenties hebben voor voorzieningen in de stad en onze maatschappelijke opgaven. We hebben een traject BOB lopen om opties in beeld te brengen.