2.1 Maatschappelijke ondersteuning

Doelenboom

Versterken van de zelf- en samenredzaamheid en de gezondheid van inwoners 1. Bevorderen gezondheid en actieve sportdeelname. 2. Aanbieden van algemene voorzieningen. 3. Jongerenwerk en opvoedondersteuningVersterken burgerkrachtLasten18.915
Baten400
Een kwalitatief goed en toegankelijke ondersteuning (op maat) op het gebied van participatie, maatschappelijke ondersteuning en inkomen4. Jeugdhulp (ondersteuning jeugd en gezin)Jeugdhulp gedwongen kaderLasten9.207
Jeugdhulp vrijwillig kaderLasten36.214
Baten0
5. Ondersteuning cliƫnten en mantelzorgersLichte ondersteuning en regieLasten16.742
Baten79
6. WMO-maatwerkvoorzieningenWMO begeleidingLasten22.418
Baten835
WMO individuele voorzieningenLasten18.678
Baten2.918
7. WoonbegeleidingBeschermd wonenLasten38.395
Baten1.718
8. Maatschappelijke en vrouwenopvangOpvangvoorzieningenLasten15.829
Baten868
9. InkomensondersteuningInkomensondersteuningLasten12.843
Baten967

Wat hebben we bereikt?

2016 stond in het teken van een inhoudelijke doorontwikkeling: verder bouwen op de in 2015 gestarte ontwikkelingen en op een innovatieve wijze investeren in een duurzaam en solide sociaal stelsel. Oftewel: de transformatie van het sociaal domein. Deze doorontwikkeling was gericht op preventie, inclusie en innovatie.

De Transformatieagenda Sociaal Domein heeft tot doel innovatie in het sociaal domein. De eerste projecten zijn van start gegaan, zoals Expeditie Enschede, Inclusieve stad, Sportregisseurs, Social Impact Bonds (SIB) ‘Werken in Duitsland’, Pilot populatiemanagement Wesselerbrink, Aanpak loverboysproblematiek, Alles-in-1-school en Twentse Zorg Academie. Er is een monitor samengesteld om inzicht te krijgen in het maatschappelijk en financieel rendement van deze vernieuwende werkwijzen. Het doel is om de werkende bestanddelen te ontdekken en vervolgens te implementeren in de reguliere werkwijze.

De wijkteams hebben hun netwerk in de wijk gevormd en verder uitgebouwd. Ze zijn verankerd in de lokale structuur. De ondersteuning van mantelzorgers is geïntegreerd in de wijkteams.

Enschede is als centrumgemeente regionaal verantwoordelijk voor de ondersteuning van het beschermd wonen van circa 1.000 mensen. Ruim 400 van hen ontvingen, vanuit de AWBZ, een persoonsgebonden budget. Deze kwetsbare groep is extra gevoelig voor geld gestuurde zorgaanbieders. Het is gelukt om driekwart van deze PGB’s om te zetten naar Zorg in Natura, waardoor de invloed van geld gestuurde zorgaanbieders is verminderd. Om de kwaliteit van de zorg te vergroten en te bewaken hebben aanbieders, samen met cliënten, een gedragscode beschermd wonen opgesteld.

Een deel van het budget voor welzijnswerk is flexibel gemaakt, waardoor we beter in staat zijn gebleken om de activiteiten in de wijk te laten aansluiten bij de behoeften van inwoners in die wijk. In de nota Nieuw Enschedees Welzijn is het kader voor de komende jaren geschetst.

Mensen met een laag inkomen en hoge zorgkosten stellen wij, door een ruime gemeentelijke bijdrage in de premie, in de gelegenheid om een speciale aanvullende zorgverzekering af te sluiten in het kader van de Collectieve Zorgverzekering voor Minima bij Menzis (CZM, ook wel “gemeentepolis” genoemd). Tegen lage uitvoeringskosten bieden we daarmee een groot aantal mensen van de doelgroep een tegemoetkoming voor de vaak hoge kosten die een chronische ziekte of een handicap vaak met zich mee brengt.

Bij de indicatie voor jeugdhulp is niet alleen de gemeente aan zet. Ook door de wet aangewezen externe verwijzers kunnen een indicatie afgeven. Het gevolg is dat we daarmee de kosten niet maximaal in de hand hebben, waardoor het feitelijk een open einde regeling is.

Het uitgangspunt in de ondersteuning bij het huishouden (OH) is ‘een schoon en leefbaar huis’. De omslag naar resultaatsturing bij ondersteuning bij het huishouden zorgde (in elk geval voor de rechter) voor onduidelijkheid over de concrete ondersteuning die mensen kunnen verwachten. Het aanpassen van de verordening rond dit thema is begin 2017 afgerond.

De inbedding van het armoedebeleid in het brede sociale domein is een doorlopende ontwikkeling. In 2016 is ingezet op het optimaliseren van een adequate doorverwijzing van de wijkteams naar de voorzieningen binnen het armoedebeleid en het trainen van wijkcoaches op het gebied van schuldhulpverlening. Het Formulieren Adviespunt werkt sinds dit jaar met vrijwilligers en weet ondanks minder budget meer mensen te bereiken.

Financieel resultaat
Het financieel resultaat van het programma MO is -/- 1,6 miljoen euro nadelig ten opzichte van de begroting 2016. Dit is per saldo gelijk aan het voorspelde resultaat bij de zomernota, op onderdelen zijn er wel grotere verschillen. Dit wordt enerzijds veroorzaakt door lagere lasten van 2,1 miljoen euro bij Beschermd Wonen en 4,3 miljoen euro bij WMO individuele voorzieningen en anderzijds door hogere lasten bij WMO OZL/OMD 1,7 miljoen euro en jeugdwet 6,4 miljoen euro.

Indicatoren

Doelstelling A: Versterken van zelf- en samenredzaamheid en de gezondheid van inwoners

1. Percentage jeugd van 6 tot en met 15 jaar dat een sport beoefent

 

Bij een betrouwbaarheid van 95% is de foutmarge 3,4% naar boven en beneden.


Toelichting
Het percentage sportende jeugdigen blijft stabiel. Het verschil met de ambitie kan enerzijds worden verklaard door een statistische foutmarge vanwege de omvang van de ondervraagde populatie binnen het voor deze indicator gebruikte onderzoek (Stadspeiling 2015). Bij een betrouwbaarheid van 95% is er een foutmarge van 3,4% naar boven en beneden. Anderzijds is de beweging ingezet om het streefcijfer te behalen. Deze ambitie houden we vast, ondanks de bezuinigingstaakstelling op sport. We hebben er vertrouwen in, dat de scores in de komende jaren gaan aansluiten op de streefwaarden door het nieuwe sportbeleid met daarin de ontwikkeling van de sportclusters, de inzet van de sportregisseurs en het oprichten van Sportaal om de drempel naar sport verder te verlagen.

2. Percentage inwoners van 23 jaar of jonger dat geen gebruik maakt van een tweedelijns jeugdhulpvoorziening

 

Toelichting
We zien in 2016 een lichte stijging van het percentage inwoners van 23 jaar of jonger dat geen Jeugdhulp gebruikt. Een mogelijke oorzaak voor een deel van de stijging kan worden gevonden in de betrouwbaarheid van de eind 2014 aan onze gemeente overgedragen gegevens; een deel van de overgangscliënten bleek geen Jeugdhulp meer te gebruiken. Of de stijging is toe te schrijven aan het door de gemeente ingezette (preventieve) beleid, kan nu nog niet worden geconcludeerd. Dit vraagt meerjarige monitoring en analyse. 

3. Percentage cliënten dat het effect van jeugdhulpdienst(en) als voldoende scoort

Geen grafiek in verband met een te lage respons.

Toelichting
De aanpak en resultaten van de MCJO in 2016 laten het volgende beeld zien: Er is sprake van een lage respons en er zijn knelpunten bij het aanschrijven van bepaalde doelgroepen. Ook worden er vraagtekens gezet of 1 vragenlijst geschikt is voor alle verschillende doelgroepen. Dit beeld wordt ook gezien bij andere gemeenten die niet aan de MCJO pilot hebben meegedaan. In 2017 gaat de kwalitatieve onderzoeksfase van de pilot van start. Dit betekent dat er vanuit het cliëntervaringsonderzoek Jeugd voor 2016 geen invulling gegeven kan worden aan deze effectindicator. De VNG is met gemeenten en aanbieders van jeugdhulp in gesprek over het ontwikkelen van outcome-indicatoren die dan door de aanbieders worden gegenereerd en beschikbaar komen via het CBS en waarstaatjegemeente.nl. De gemeente Enschede volgt dit traject.

4. Percentage unieke cliënten dat na één jaar niet opnieuw instroomt in 2e lijns Jeugdhulp

 

Toelichting
In totaal hebben in 2015 3.498 unieke cliënten 2e lijns Jeugdhulp gehad. Voor 968 van deze unieke cliënten is de 2e lijns Jeugdhulp beëindigd en niet binnen een jaar opnieuw hervat. Het percentage unieke cliënten dat na een jaar niet opnieuw instroomt in 2e lijns Jeugdhulp, komt daarmee uit op 27,67%. Omdat de betrouwbaarheid van de eind 2014 aan onze gemeente overgedragen gegevens een grote invloed kan hebben op de score voor 2015, een deel van de overgangscliënten bleek geen Jeugdhulp meer te gebruiken in 2015, heeft het college van B&W een meerjarig streefcijfer voorgesteld dat hiermee rekening houdt. Het meerjarig streefcijfer zal worden herzien zodra de score over 2016 (wordt gerapporteerd in de jaarrekening over 2017) daartoe aanleiding geeft.

5. De mate waarin een Wmo-maatwerkvoorziening volgens de cliënt bijdraagt aan de versterking van de zelfredzaamheid en participatie

 

Toelichting
Deze indicator wordt ontleend aan het Clientervaringsonderzoek (CEO) dat jaarlijks verplicht moet worden uitgevoerd. Het betreft het percentage cliënten met een Wmo-voorziening dat aangeeft zich door de Wmo-ondersteuning beter te kunnen redden.

De waarde over 2015, gemeten begin 2016, is 77%. Doordat Enschede deel heeft genomen aan het validatieonderzoek m.b.t. de vragenlijst die in het CEO moet worden gehanteerd, konden wij al vroeg in 2016 beschikken over dit cijfer. Voor 2017 zal dit niet meer mogelijk zijn.

De resultaten van het CEO over 2016 zullen naar verwachting nl. niet eerder dan in mei of juni beschikbaar zijn. Dit hangt samen met de afspraak in Samen-14-verband om het CEO in 2017 in gezamenlijkheid en afstemming met de 14 Twentse gemeenten uit te laten voeren door Kennispunt Twente. De voorbereidingen hiervoor starten binnenkort. De resultaten moeten uiterlijk 1 juli 2017 worden gerapporteerd aan VWS, via de Gemeentelijke Monitor Sociaal Domein op de website waarstaatjegemeente.nl.

6. Percentage inwoners dat geen gebruik maakt van een Wmo-maatwerkvoorziening

 


Toelichting
Er zijn meer inwoners die geen gebruik maakt van een WMO-maatwerkvoorziening. Een verklaring voor een deel van de stijging van het aantal inwoners zonder een Wmo-maatwerkvoorziening is het dalende aantal unieke cliënten met Ondersteuning Huishouden in 2016. Andere factoren die een verklaring kunnen geven voor de stijging van deze indicator in 2016 zijn de verhoogde eigen bijdrage ten gevolge van de afschaffing van de WTCG korting van 33 % en het effect van het resultaatgerichte inzet van Wmo maatwerkvoorzieningen (vaste prijs per week). Het effect is dat inwoners met een hoger inkomen en een geringe zorgvraag, relatief veel eigen bijdrage moeten betalen en daardoor afzien van een Wmo maatwerkvoorziening.

7. Percentage 75+ dat aangeeft in een sociaal isolement te raken zonder deelname aan een door de gemeente gesubsidieerde voorziening


 

Bij een betrouwbaarheid van 95% is de foutmarge 0,09% naar boven en beneden.

Toelichting
De score voor deze indicator laat in 2016 een stijging zien van een procentpunt ten opzichte van 2015. Een effect van het ingezette beleid van de gemeente Enschede om (meer) gesubsidieerde algemene voorzieningen te creëren, voor o.a. deze kwetsbare groep inwoners, is nog niet zichtbaar in deze indicator. Daarbij dient de kanttekening te worden geplaatst dat van een trend voor deze indicator nog geen sprake is.

8. Het aantal overlastmeldingen bij de politie van cliënten in Beschermd wonen

 

Toelichting
De score voor deze indicator heeft betrekking op het voorgaande jaar; in dit geval 2015. Dat zal in toekomstige jaarrekeningen ook het geval zijn. Onderzoeksbureau Intraval heeft tijd en toegang nodig tot de dagrapporten van de politie om deze te matchen met cliënten Beschermd wonen in het centrumgemeente gebied Enschede.

Op basis van de dagrapporten in 2015 bleken 160 cliënten Beschermd wonen bekend te zijn bij de politie in verband met overlast. Benadrukt dient te worden dat het niet gaat om misdaadcijfers, maar overlast die wordt ervaren door mensen vanwege bijvoorbeeld verward gedrag door cliënten Beschermd wonen (30% van de meldingen).

Vanwege de tendens om wonen en zorg van elkaar te scheiden en mensen meer eigen verantwoordelijkheid te geven, acht het college van B&W een daling in het aantal overlastmeldingen niet realistisch. Het college van B&W streeft echter wel naar stabilisatie van de jaarlijkse scores, wat tot uitdrukking komt in de meerjarige streefcijfers voor deze indicator.

9. Het percentage unieke inwoners dat gebruik maakt van bijzondere bijstand


 

Toelichting
Het aantal inwoners met een bijstandsuitkering is in 2016 gestegen ten opzichte van 2015. Dit is mede een gevolg van instroom van 270 statushouders. Voor deze statushouders is voor allen bijzondere bijstand verstrekt voor onder andere de woninginrichting. Mede hierdoor is het percentage gestegen. 

Wat hebben we ervoor gedaan?

Doelstelling A: Versterken van de zelf- en samenredzaamheid en de gezondheid van inwoners.

Actiepunten 2016 Status Zomernota Status 31/12/2016
Thema 1: bevorderen gezondheid en actieve sportdeelname.    
1. Vier actiepunten uit de nieuwe sportnota zijn uitgewerkt en/of operationeel. Het gaat om de actiepunten: verbindingsmanager sport, huurkorting, vereenvoudiging procedure sportsubsidie en sportbedrijf.  
2. Het sportbedrijf gezond beginnen betekent het huidige tekort op sportvoorzieningen terugdringen. Er komt voor de zomer 2016 een voorstel hiervoor in de raad.
3. Er zijn (voorlichtings-)programma's ingezet voor kinderen en jongeren met het grootste risico op verslaving. Met bestaande en bewezen methoden worden de jongeren begeleid bij het maken van keuzes. De positieve consequenties van deze programma's zijn niet in 2016 zichtbaar, maar zijn een investering in de toekomst. We brengen een beweging op gang (transformatiemiddelen).   
4. De schakelfunctie wijkverpleegkundige is ingekocht, functioneert in de wijken en de positie ten opzichte van de wijkteams is in overleg met de zorgaanbieders bepaald.
Thema 2: aanbieden van algemene voorzieningen.    
5. Het niveau van de algemene voorzieningen voor dagbesteding is waar nodig, binnen de beschikbare financiële middelen, verder op peil gebracht. De ingezette lijn van 2015 wordt voortgezet, waarbij een aantal nieuwe algemene voorzieningen is ontwikkeld voor onder andere:    
      A. De ondersteuning van zorgvrijwilligers  
      B. Dagbesteding  
      C. Het regelen van dagelijkse zaken
6. Er komt een beleidskader tot stand voor (arbeidsmatige) dagbesteding, activering vanuit de bijstand en ondersteund werk. Dit kader zorgt voor een goede aansluiting tussen de Wmo en de Participatiewet. Op basis van dit beleidskader ontwikkelen we vervolgens een activeringsinfrastructuur die er voor zorgt dat mensen met een arbeidsbeperking en/of een lange afstand tot de arbeidsmarkt naar vermogen kunnen meedoen. Deze infrastructuur van dagbesteding, activering en ondersteund werk blijft binnen de financiële kaders van het sociaal domein.
7. De vrijwilligersondersteuning wordt verder vormgegeven. Dit moet zichtbaar worden door:    
      A. Eén herkenbaar punt, fysiek en digitaal, waar iedere vrijwilliger of organisatie terecht kan.
      B. Een toename van het aantal vrijwilligers in de leeftijdscategorie 15-25 jaar en bedrijven die aantoonbaar maatschappelijke inzet leveren.
      C. Nieuwe vrijwilligers die actief zijn, omdat activiteiten worden aangeboden die passen bij de behoeften en wensen van de vrijwilliger van nu.
      D. Een nieuw waarderingsconcept dat gebruikt wordt door zowel de gemeente als de organisaties die vrijwilligers inzetten.
Thema 3: jongerenwerk en opvoedondersteuning.    
8. Er wordt geïnvesteerd in vroegsignalering en preventie in het stedelijk jongerenwerk door onder meer de doorontwikkeling naar vindplaatsgericht werken en de intensivering van samenwerking met partners. Hiermee voorkomen we dat later zwaardere (en duurdere) vormen van jeugdhulp nodig zijn. Het jongerenwerk richt zich met name op de kwetsbare, zwangere meiden, jonge moeders, sociaal zwakkere jongeren en overlast gevende jongeren die risicovol gedrag vertonen. Dit resulteert er onder andere in dat jongeren meer zelfvertrouwen hebben, in staat zijn grenzen aan te geven, weerbaarder zijn, een beter beeld hebben van hun toekomstplannen en tot slot dat het isolement van de jongere doorbroken wordt. Het inzicht in het effect van hun eigen gedrag en handelen op de omgeving wordt vergroot en leidt tot minder overlast in de omgeving.
9. De doorontwikkeling van laagdrempelige opvoedondersteuning door informatie en ondersteuning te bieden aan ouders en kinderen op de voor hun bekende en vertrouwde plekken in de wijk. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de kinderopvang, op scholen en bij sportverenigingen. Hiermee wordt getracht op termijn te voorkomen dat duurdere vormen van jeugdhulp nodig zijn.
10. In de transformatieagenda Sociaal Domein nemen we innovatieve werkwijzen op die voorzien in de behoefte van kinderen en opvoeder(s) en bijdragen aan vroegsignalering en preventie.

Legenda: = niet of slechts gedeeltelijk uitgevoerd; = loopt achter, bijsturing mogelijk;  = conform verwachting; = boven verwachting;  = neutrale wijziging

Toelichting
Actiepunt 1: de punten verbindingsmanager sport en sportbedrijf zijn operationeel, het punt huurkorting is verdisconteerd in de taakstelling sport en het punt de vereenvoudiging procedure sportsubsidie wordt momenteel uitgewerkt, besluitvorming vindt plaats in het tweede kwartaal 2017.

Doelstelling B: Een kwalitatief goede en toegankelijke ondersteuning (op maat) op het gebied van participatie, maatschappelijke ondersteuning en inkomen.

Actiepunten 2016 Status Zomernota Status 31/12/2016
Thema 4: jeugdhulp (ondersteuning jeugd en gezin).    
11. Het voortzetten van de transformatie van jeugdhulp, als onderdeel van de lokale en regionale transformatieagenda's, zoals:    
      A. De ontwikkeling van nieuwe vormen van maatwerkondersteuning voor specifieke doelgroepen, zoals 18-/18+ en kinderen in vechtscheidingsgezinnen.
      B. De ontwikkeling van nieuwe vormen van "stut en steun" voor jongeren/gezinnen met een beperking, die gebaat zijn bij  een meer structurelere ondersteuning.    
      C. Een verschuiving van de opvang van jeugdigen in instellingen, naar opvang in gezinssituaties zoals pleegzorg.

 
      D. De doorontwikkeling van de werkwijze van de wijkteams. Om sneller de juiste inschatting te maken is consultatie, advies en diagnostiek vanuit de specialistische jeugdhulp direct en altijd voor handen.    
      E. De doorontwikkeling van onderwijszorgarrangementen: een integrale en efficiënte ondersteuning van het kind in het onderwijs en thuis.  
      F. Een tussenevaluatie van het nieuwe jeugdstelsel is uitgevoerd.    
      G. Er is een rapportage op kwaliteit, klanttevredenheid en kosten.    
      H. Het inkoopproces voor 2017 is voorbereid.  
Thema 5: ondersteuning cliënten en mantelzorgers.    
12. De mantelzorg wordt verder vorm gegeven. Dit betekent dat de aandacht en waardering voor mantelzorgers wordt vergroot en de ondersteuning van mantelzorgers/zorgvrijwilligers is georganiseerd. Dit moet zichtbaar worden door:    
      A. Kennis over mantelzorg en mantelzorgers vergroot bij werkgevers en onderwijs (jonge mantelzorgers). Doel is dat werkgevers rekening kunnen houden met de belasting die mantelzorgers ervaren, zodat mantelzorgers zich gesteund voelen.  
      B. Wijkteams zijn in positie om de kwetsbare en zwaar belaste mantelzorgers goed te faciliteren in hun zorgtaak. Dit sluit aan bij de kennisoverdracht van SIZT naar de wijkteams die in 2015 startte.
      C. Vrijwilligers worden bij mantelzorgondersteuning ingezet. Zorgvrijwilligers voelen zich gesteund.
      D. Samenwerking formele en informele zorg is vormgegeven. Doel is om een goede verbinding te realiseren.
      E. De drempels voor mantelzorgers worden verminderd, zodat zijn beter in staan hun mantelzorgtaak uit te voeren.
      F. Sociale en technologische innovatie is vormgegeven.
Thema 6: Wmo-maatwerkvoorzieningen.    
13. Voortzetting van het ontwikkelen van nieuwe vormen van algemene voorzieningen zoals in 2015 gestart
14. Het experiment populatiemanagement in de wijk Wesselerbrink start 1 januari 2016
15. Uitvoeren van een tussenevaluatie van het nieuwe maatschappelijke ondersteuningsstelsel voor de transformatie sociaal domein.
16. We houden toezicht op kwaliteit, klanttevredenheid en kosten.
17. Het inkoopproces voor 2017 is voorbereid.
18. Er vindt een evaluatie plaats van Nota Kwaliteit Wmo/Jeugdhulp Enschede (najaar 2016)
19. De implementatie van de regionale visie op vervoer (eerste helft 2016).
Thema 7: woonbegeleiding.    
20. Er is een cliëntgericht aanbod van beschermd wonen ontwikkeld, zodat meer mensen beter worden geholpen tegen lagere kosten. 
21. Er zijn meer mogelijkheden voor (jongeren)huisvesting gecreëerd. Hierover worden afspraken met corporaties, zorgaanbieders en vastgoedontwikkelaars gemaakt.
22.  Er is een gedragscode ontwikkeld voor aanbieders beschermd wonen. Cliënten hebben hierin een belangrijke plaats.
Thema 8: maatschappelijke- en vrouwenopvang.    
23. De noodopvang in de vorm van bed/bad/brood/begeleiding en winternoodnachtopvang is georganiseerd. Er komt hiervoor een structurele nieuwe locatie.



24. De nazorg beschermd wonen bouwen we geleidelijk af. Het convenant wordt daarop aangepast. Gemeenten nemen vaker zelf de verantwoordelijkheid om maatwerkvoorzieningen toe te kennen.
25. Een modernisering van de opvang in de nieuwbouw van het Leger des Heils door alle kamers te voorzien van eigen sanitair en kookgelegenheid.
Thema 9: inkomensondersteuning.    
26. In 2016 wordt het armoedebeleid ondergebracht bij de sociale wijkteams
27. In het eerste kwartaal van 2016 wordt een doelenboom gemaakt voor alle instrumenten voor inkomensondersteuning. De effecten van deze instrumenten worden tweejaarlijks gemeten en gerapporteerd aan de raad. 
28. Gedurende de inbedding van het armoedebeleid in de bredere context van het sociaal domein vindt geen versobering plaats van de instrumenten voor de bestrijding van armoede. Uitzondering hierop is de Formulierenbrigade (het Formulieren Adviespunt). De Formulierenbrigade werkt vanaf 1 januari 2016 met vrijwilligers.

Legenda: = niet of slechts gedeeltelijk uitgevoerd; = loopt achter, bijsturing mogelijk;  = conform verwachting; = boven verwachting;  = neutrale wijziging

Toelichting
Actiepunt 20: Enschede is verantwoordelijk voor de ondersteuning van het beschermd wonen van circa 1.000 mensen. Ruim 400 van hen ontvingen vanuit de AWBZ een persoonsgebonden budget. Deze kwetsbare groep is extra gevoelig voor geld gestuurde zorgaanbieders. Het is gelukt om driekwart van deze PGB’s om te zetten naar Zorg in Natura, waardoor de invloed van geld gestuurde zorgaanbieders is verminderd. 

Actiepunt 21: Er is nog geen nieuw voorbereidingsbesluit genomen ten aanzien van onzelfstandige bewoning. Daarnaast beperkt de nieuwe woningwet de mogelijkheden van de corporaties.

Actiepunt 22: Om de kwaliteit van de zorg te vergroten en te bewaken hebben aanbieders, samen met cliënten, een gedragscode beschermd wonen opgesteld. Landelijk is hier veel interesse voor.

Actiepunt 23: Er is een structurele oplossing voor de winternoodnachtopvang. Er is nog geen overeenkomst tussen Rijk en gemeenten gesloten over BBB, waarbij het Rijk de financiering in november 2016 heeft stopgezet. Voor nadere financiële toelichting wordt verwezen naar het onderdeel "wat heeft het gekost" en de nadere toelichting in hoofdstuk 8.2 (toelichting op lasten en baten bij het product opvangvoorzieningen).

Wat heeft het gekost?

In onderstaande taartdiagram zijn de uitgaven per thema weergegeven.

 

 

Bedragen x 1.000 eurosMaatschappelijke ondersteuningBegroting (primair)Begroting(na wijziging)RealisatieSaldo (- = nadeel)
Lasten182.298189.024189.241-217
Baten7.5727.3487.786438
Gerealiseerde saldo van baten en lasten174.726181.676181.456221
Storting reserves7037031.135-432
Onttrekking reserves2.6425.0743.743-1.331
Gerealiseerde saldo van mutaties reserves-1.939-4.371-2.608-1.763
Resultaat172.787177.305178.847-1.542

Toelichting
De financiële resultaten van het programma worden in belangrijke mate bepaald door de gewijzigde financiële kaders met betrekking tot de gedecentraliseerde taken voor WMO en Jeugdhulp. Er is in 2016 sprake van een overschrijding van de begroting van -/- 1,6 miljoen euro. Dit is 0,9% van de begroting. Hiervan is -/- 1,5 miljoen euro financieel resultaat op dit programma en -/- 100.000 euro als gevolg van verantwoording mutaties september en decembercirculaires in het programma Financiële Dienstverlening en Beleid (algemene uitkering gemeentefonds).

De uitgaven bestaan voor een groot deel uit zorgkosten WMO  en Jeugdhulp, deze worden gefinancierd door de integratie-uitkering sociaal domein (inclusief centrumgemeente taak Beschermd Wonen (BW)), integratie-uitkering WMO en decentralisatie-uitkeringen centrumgemeentetaken (MO/VO) voor totaal 131,8 miljoen euro. Er is sprake van een afwijking op de lasten van circa 0,1%.

De kosten van jeugdhulp en WMO zijn gestegen ten opzichte van 2015 en de budgetten zijn afgenomen. Bij de zomernota is de budgetafname al aangegeven. De maatregelen om bij te sturen sorteren nog geen effect op de korte termijn. De benodigde gedragsverandering is nu eenmaal een kwestie van lange adem.

De gemeente heeft beleid ontwikkeld om cliënten met een PGB zoveel mogelijk Zorg in Natura (ZIN) aan te bieden. Dit wordt duidelijk zichtbaar in lagere realisaties op PGB budgetten, met name bij BW. De ZIN-kosten nemen daardoor wel toe. Tegelijktijdig zijn bij BW de ZIN-kosten ook omlaag gegaan als gevolg van de invoering van het modulair zorgpakket, waarbij cliënten hun kosten van huisvesting en levensonderhoud, in tegenstelling tot het verleden, zelf betalen.

In 2016 bleek de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) een groot effect te hebben op het beleid ondersteuning bij het huishouden. Middelen gereserveerd voor innovatie en Huishoudelijke Hulp Toelage (HHT)-middelen zullen worden doorgeschoven naar 2017 (bij de zomernota zal de integrale afweging worden gemaakt ten aanzien van financiële dekking beleidsaanpassing ondersteuning huishouden) om nieuw beleid te kunnen maken en implementeren. Dit is mogelijk omdat al enige tijd zichtbaar is dat het beroep op de HHT-regeling regeling ver achterblijft bij de door het Rijk beschikbaar gestelde incidentele middelen.

De gemeente Enschede voert voor uitgeprocedeerde asielzoekers de Bed-Bad-Brood-regeling (BBB) uit. De kosten voor deze regeling zijn (onder aftrek van de rijksvergoeding) 300.000 euro en niet voorzien in de begroting. Dit leidt tot een financieel nadeel. De rijksregeling is door het ministerie beëindigd en er is nog geen zicht op een nieuwe regeling.