Doelstelling Thema's Producten Wat mag het kosten
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bedragen x 1.000 Euro's
|
Op basis van het coalitieakkoord is de Programmabegroting 2015-2018 opgesteld. Hierin is voor de komende vier jaar bepaald wat we willen bereiken.
1. Percentage jeugd van 6 tot en met 15 jaar dat een sport beoefent
Toelichting
De score van deze indicator over 2015 blijft achter bij de voor deze indicator geformuleerde streefwaarde voor dat jaar en verder. Het verschil kan enerzijds worden verklaard door een statistische foutmarge vanwege de omvang van de ondervraagde populatie binnen het voor deze indicator gebruikte onderzoek (Stadspeiling 2015). Bij een betrouwbaarheid van 95% is er een foutmarge van 3,4% naar boven en beneden. Anderzijds kan het verschil over 2015 worden verklaard door de ambitieuze streefcijfers voor deze indicator, die we constant houden, ondanks de bezuinigingstaakstelling op sport. We hebben er vertrouwen in, dat de scores in de komende jaren gaan aansluiten op de streefwaarden door het nieuwe sportbeleid met daarin de ontwikkeling van de sportclusters, de inzet van verenigingenondersteuning en het oprichten van '1 loket voor de Sport' om de drempel naar sport verder te verlagen.
2. Percentage inwoners van 23 jaar of jonger dat geen gebruik maakt van een tweedelijns jeugdhulpvoorziening
Een foutmarge is bij deze indicator niet van toepassing.
Toelichting
De realisatie over 2015 is met 94% gelijk aan het streven. Vanaf 2016 wil het College het aantal jongens en meisjes dat geen beroep doet op 2e lijns Jeugdhulp stapsgewijs verhogen naar 96% in 2018 om deze waarde in de jaren 2019 en 2020 te handhaven. Deze doelstelling wil het College realiseren met de al in gang gezette beweging van 2e lijns Jeugdhulp naar meer ondersteuning door de wijkcoaches en de huisartsenpraktijken (1e lijn) en goede laagdrempelige algemene voorzieningen zoveel mogelijk in de wijk.
3. Percentage cliënten dat het effect van jeugdhulpdienst(en) als voldoende scoort
In juni is de Modelvragenlijst Cliëntervaring Jongeren en Ouders (MCJO) afgenomen als onderdeel van een landelijke pilot van de stichting Alexander en het Nederlands Jeugdinstituut (NJI), waaraan de gemeente Enschede samen met andere gemeenten deelneemt. De MCJO was de voorziene bron voor scores en streefwaarden voor deze indicator. De gemiddelde respons op de vragenlijst is met 6% echter te laag om uitspraken te doen over de gehele populatie. Daarmee is de uitkomst van het onderzoek ongeschikt om als score te dienen voor deze indicator en is er geen grafiek beschikbaar. Dit najaar worden de aanpak en resultaten van de MCJO binnen de deelnemende gemeenten besproken en geëvalueerd. Deze evaluatie kan leiden tot een voorstel in de jaarrekening over 2016 voor een alternatieve invulling van deze indicator.
4. Percentage cliënten dat na één jaar niet opnieuw instroomt in Jeugdhulp
Een eerste score voor deze indicator is pas mogelijk in de jaarrekening over 2016. De in- en uitstroomcijfers over 2015, maar ook over 2016, zijn dan beschikbaar. Er is daarom nog geen grafiek beschikbaar voor deze indicator. Op basis van de cijfermatige analyse en de daadwerkelijke score, wordt dan tevens een voorstel gedaan voor streefwaarden.
5. De mate waarin een WMO-maatwerkvoorziening volgens de cliënt bijdraagt aan de versterking van de zelfredzaamheid en participatie
Bij een betrouwbaarheid van 95% is er een foutmarge van 3,2% naar boven en beneden.
Toelichting
De score voor 2015 van deze indicator is gebaseerd op het landelijk verplichte Cliëntervaringsonderzoek WMO. De (deel)score van Enschede kan worden vergeleken met andere gemeenten of een gemiddelde van Nederland op de website www.waarstaatjegemeente.nl.
De streefcijfers voor deze indicator genoemd in de Programmabegroting 2016-2019 waren nog gebaseerd op het cliëntonderzoek van voor de transitie en zijn nu aangepast op de uitkomsten van het nieuwe landelijk verplichte cliëntervaringsonderzoek. Voor de streefwaarden tot en met 2020 hanteert het College een licht stijgende lijn, die aansluit op het gemeentelijk beleid om de WMO en Participatiewet meer te integreren en inwoners betere voorzieningen op maat te bieden.
6. Percentage inwoners dat geen gebruik maakt van een WMO-maatwerkvoorziening
Een foutmarge is bij deze indicator niet van toepassing.
Toelichting
Het verloop van de scores voor deze indicator laat een daling zien in 2015 ten opzichte van 2014. Dit is vooral te verklaren door de komst van nieuwe WMO-cliënten als gevolg van de decentralisatie. Meer mensen met een WMO-maatwerkvoorziening betekent immers een lager percentage inwoners dat géén WMO-maatwerkvoorziening heeft. Het dalende aantal cliënten met een maatwerkvoorziening, in combinatie met het gemeentelijk beleid om meer algemeen toegankelijke voorzieningen aan te bieden in de wijk, komt tot uiting in de streefcijfers tot en met 2020.
7. Percentage 75+ dat aangeeft in een sociaal isolement te raken zonder deelname aan een door de gemeente gesubsidieerde voorziening
Bij een betrouwbaarheid van 95% is er een foutmarge van 4,3 % naar boven en beneden.
Toelichting
Deze indicator richt zich op het effect van door de gemeente Enschede gesubsidieerde algemene voorzieningen op een kwetsbare groep inwoners. Om de vraagstelling in het onderzoek niet te complex te maken, is de score van deze indicator beperkt tot deelname aan activiteiten van/bij sportverenigingen, de Enschedese Speeltuinen, Alifa en Huiskamers van de buurt. De scores dienen als een indicator om eventuele effecten van ingezet beleid op de 0e lijn in relatie tot kwetsbare doelgroepen in beeld te brengen. Zoals aangekondigd in de jaarrekening 2015 zijn voor deze indicator streefwaarden vastgesteld in deze Programmabegroting. De streefwaarden die het College hanteert zijn gelijk aan de score over 2015. Dat betekent dat wordt ingezet op het voorkomen van een hoger aantal 75+ers dat aangeeft te vrezen voor een sociaal isolement bij het verdwijnen of verkleinen van het aanbod van door de gemeente gesubsidieerde activiteiten.
8. Het aantal overlastmeldingen bij de politie van cliënten in Beschermd wonen
De basis voor scores van deze indicator is de Monitor Opvang & Beschermd wonen centrumgemeente Enschede. Het onderzoeksbureau dat in opdracht van de gemeente Enschede de gegevens verzamelt, heeft pas recentelijk via het College van procureurs-generaal van Ministerie van Veiligheid en Justitie toestemming gekregen voor het opvragen en verwerken van politiegegevens. Dit was nodig, omdat het de eerste keer is dat de gegevens over cliënten in Beschermd wonen verzameld worden. De uitkomsten van het onderzoek worden dit najaar verwacht. De score over 2015, met een voorstel voor streefwaarden, kan dan worden opgenomen in de jaarrekening over 2016. Daarom is voor deze indicator nu nog geen grafiek beschikbaar.
9. Het percentage unieke inwoners dat gebruik maakt van een vorm van gemeentelijke inkomensondersteuning
Een foutmarge is bij deze indicator niet van toepassing.
Toelichting
De score voor deze indicator is in 2015 nagenoeg gelijk gebleven aan 2014. De streefwaarden blijven ten opzichte van de vorige Programmabegroting en jaarrekening over 2015 ongewijzigd. De definitie van de indicator is aangepast, zoals al aangekondigd in de jaarrekening over 2015. De term ‘een vorm van inkomensondersteuning’ is gespecificeerd naar ‘Bijzondere bijstand’.
Wettelijk verplichte indicatoren
Op grond van het Besluit Begroting en Verantwoording zijn onderstaande indicatoren opgenomen. De indicatoren gelden voor iedere gemeente en zijn bedoeld om gemeenten met elkaar te kunnen vergelijken. Dit is mogelijk via www.waarstaatjegemeente.nl.
Beleidsveld | Naam indicator | Eenheid | Score | Bron |
5. Sport, cultuur en recreatie | Niet sporters | % | 50,2 | Zorgatlas, RIVM, 2014 |
6. Sociaal domein | Jongeren met een delict voor de rechter | % 12- tot en met 21-jarigen | 2,67 | Verwey Jonker Instituut, Kinderen in tel 2005-2012 |
6. Sociaal domein | Kinderen in uitkeringsgezinnen | % | 10,61 | Verwey Jonker Instituut, Kinderen in tel 2005-2012 |
6. Sociaal domein | Meldingen kindermishandeling | % | 1,19 | Verwey Jonker Instituut, Kinderen in tel 2005-2012 |
6. Sociaal domein | Jongeren (tot 18 jaar) met Jeugdhulp | % | 8,9% | CBS, Beleidsinformatie Jeugd, 2015 |
6. Sociaal domein | Jongeren (tot 18 jaar) met jeugdhulpbescherming | % | 2,2% | CBS, Beleidsinformatie Jeugd, 2015 |
6. Sociaal domein | Jongeren (tot en met 23 jaar) met jeugdreclassering | % | 0,7% | CBS, Beleidsinformatie Jeugd, 2015 |
6. Sociaal domein | Cliënten met maatwerkarrangementen WMO | Aantal per 10.000 inwoners | 1.145 | CBS, Gemeentelijke monitor sociaal domein 2015 |
7. Volksgezondheid en milieu | Waardering algehele persoonlijke gezondheid | Score 1-10 | 7,4 | www.waarstaatjegemeente.nl |
De lijn die de Raad heeft vastgelegd bij de Programmabegroting 2015-2018 wordt gecontinueerd.
Ook 2017 staat in het teken van de inclusieve samenleving en transformatie:
2017 is een transitiejaar voor sport en welzijn:
In 2017 streven we naar de onderstaande resultaten.
Actiepunten 2017 |
Thema 1: Bevorderen gezondheid en actieve sportdeelname. |
In 2017 wordt het lokaal gezondheidsbeleid geactualiseerd. In 2017 wordt de lokale werkagenda met Menzis uitgevoerd. De agenda wordt bekostigd met middelen van Menzis (zorgverzekeringen) en Gemeente Enschede (WMO en inkomensondersteuning), met als belangrijkste projecten: Pilot populatiemanagement Wesselerbrink: in 2017 gaat de pilot het tweede en laatste jaar in. Pijlers zijn: (1) de kwaliteit van de zorg; (2) de ervaren gezondheid van de inwoners en (3) de kosten. Doel is dat minimaal één van de pijlers verbetert, terwijl de andere pijlers niet dalen. Op basis van de resultaten wordt eind 2017 bepaald hoe de samenwerking in de pilot in het regulier beleid kan worden opgenomen. Kassabonnetjesproject: Menzis en de gemeente Enschede nemen het initiatief om in 2017 in beeld te brengen naar welke doelgroepen relatief grote geldstromen uitgaan. Doel is om preventieve interventies te ontwikkelen om de zorgkosten op het landelijk gemiddelde te krijgen, met een gelijkblijvende kwaliteit. Collectieve zorgverzekering minima: de gemeente en Menzis spreken jaarlijks af welk pakket zij voor de minima in de stad kunnen bieden en tegen welke prijs. Voor 2017 geldt dat er budgetneutraal ten opzichte van 2016 gewerkt dient te worden, terwijl de vraag naar de CZM stijgt. Dit vraagt een scherpe dialoog tussen Menzis en de gemeente. Uitstroom bijstandsgerechtigden uit de bronheffing: mogelijkheden voor uitbreiding van deze regeling met preventieve maatregelen wordt in 2017 onderzocht en uitgevoerd, met als doel om instroom in de bronheffing te voorkomen. De belangrijkste acties voor 2017 die voortkomen uit het sportbeleid, verwoord in de nota ‘Sportief werken aan je gezondheid!’, zijn:
Dit thema wordt bekostigd uit het begrotingsproduct 'Algemene maatschappelijke voorzieningen'. Verbonden partij: Sportaal B.V.
|
Thema 2: Aanbieden van algemene voorzieningen. |
Met het flexibele budget burgerkracht als middel wordt gestreefd naar een integrale wijkaanpak van werk, inkomen, zorg en ondersteuning. In 2017 wordt hiermee een deel van het welzijnswerk per stadsdeel ingekocht bij Alifa, B&A, Radar en Eurus. De overige middelen worden nu nog ingezet via structurele subsidies. Het is de bedoeling om het flexibele budget op termijn te gaan verruimen. Het budget is in 2017 0,6 miljoen euro en stijgt in 2018 naar 1,1 miljoen euro. Resultaten in 2017:
Dit thema wordt bekostigd uit het begrotingsproduct 'Algemene maatschappelijke voorzieningen'. |
Thema 3: Jongerenwerk en opvoedondersteuning. |
Opvoedondersteuning is van groot belang bij vroegsignalering en preventie en richt zich op het versterken van de eigen kracht van gezinnen door opvoedkundige ondersteuning te bieden en het sociale netwerk te bevorderen. Bij het versterken en stimuleren van de opgroei- en opvoedomgeving wordt uitgegaan van de ‘pedagogische driehoek’: door geclusterde, preventieve inzet op de terreinen Onderwijs, Buurt en Gezin en door deze nadrukkelijk met elkaar te verbinden. Wij zetten in op:
Dit thema wordt bekostigd uit het begrotingsproduct 'Algemene maatschappelijke voorzieningen'. |
Doelstelling B: Een kwalitatief goede en toegankelijke ondersteuning (op maat) op het gebied van participatie, maatschappelijke ondersteuning en inkomen.
Actiepunten 2017 |
Thema 4: Jeugdhulp (ondersteuning jeugd en gezin). |
Het voortzetten van de transformatie van Jeugdhulp, als onderdeel van de lokale en regionale transformatieagenda's, zoals:
Dit thema wordt bekostigd uit de begrotingsproducten 'Lichte ondersteuning en Regie' (wijkteams) en 'Jeugdhulp vrijwillig- en gedwongen kader' (overig). Verbonden partij: Regio Twente, onderdeel GGD. Regio Twente is een samenwerkingsverband van de veertien Twentse gemeenten en voert taken uit op het gebied van vervoer & verkeer, economie, recreatie & toerisme en volksgezondheid. Dat laatste wordt gedaan door het onderdeel GGD.
|
Thema 5: Ondersteuning cliënten en mantelzorgers. |
We gaan door met de uitwerking van het Actieplan Mantelzorg met de volgende thema’s:
Dit thema wordt bekostigd uit het begrotingsproduct 'Algemene maatschappelijke voorzieningen'. |
Thema 6: WMO-maatwerkvoorzieningen. |
Per 2017 wordt Ondersteuning Huishouden (OH) uitgevoerd volgens de nieuwe aangescherpte werkwijze, zoals vastgelegd in de gewijzigde verordening en beleidsregels. Ondersteuning Maatschappelijke Deelname (OMD), Ondersteuning Zelfstandig Leven (OZL) en Kortdurend Verblijf (KDV) worden uitgevoerd volgens nieuwe contracten, door de organisaties die zijn gecontracteerd op basis van het bestek voor de nieuwe aanbesteding (uitgevoerd in 2016 in Samen-14-verband). De regionale visie op vervoer (2016) wordt verder uitgewerkt. Uitwerken en vaststellen van het referentiekader voor beoordeling van de kwaliteit van WMO-voorzieningen, inclusief het toezicht daarop. Dit kader wordt ontwikkeld in Samen-14-verband en in nauwe samenspraak met zorgaanbieders. Uitvoering van het verplichte jaarlijkse cliëntervaringsonderzoek onder WMO-cliënten. Het beleidsplan WMO voor 2017 en verder wordt opgesteld in relatie tot de Transformatieagenda sociaal domein en de uitgangspunten van het beleid over de inclusieve samenleving. Het is ook mede gebaseerd op de uitkomsten van het IPA-onderzoek (eind 2016) naar de ervaren zelfredzaamheid en participatie van WMO-cliënten. Dit thema wordt bekostigd uit het begrotingsproduct 'WMO begeleiding' en 'WMO individuele voorzieningen'. |
Thema 7: Woonbegeleiding. |
Er is samen met regiogemeenten een visie opgesteld voor doordecentralisatie Beschermd wonen per 1 januari 2020. Er zijn meer mogelijkheden voor (jongeren)huisvesting gecreëerd. Hierover worden afspraken met corporaties, zorgaanbieders en vastgoedontwikkelaars gemaakt. Alle gesubsidieerde instellingen voor Beschermd wonen beschikken over het keurmerk voor de gedragscode Beschermd Wonen Twente. Dit thema wordt bekostigd uit het begrotingsproduct 'Beschermd Wonen'. |
Thema 8: Maatschappelijke en vrouwenopvang. |
Er is een structurele locatie voor de winternoodnachtopvang. Sinds enige tijd is er een wachtlijst voor KamerRaad. Dit is een woonvoorziening met begeleiding voor jongeren die een ROC-opleiding volgen en door thuisomstandigheden dreigen uit te vallen. Samen met betrokken organisaties wordt de mogelijkheid tot uitbreiding van KamerRaad onderzocht. Daarin staan onder andere de volgende vragen centraal: wordt het een ‘structurele’ wachtlijst, wat is de meest logische locatie en wat zijn de kosten. Dit thema wordt bekostigd uit het begrotingsproduct 'Opvang voorzieningen'. |
Thema 9: Inkomensondersteuning. |
In het kader van het herstel onbalans wordt in 2017 de inkomensgrens van Stichting Leergeld verhoogd naar 120 procent. Hiermee worden meer ouders in staat gesteld een vergoeding aan te vragen voor diverse voorzieningen die sociale participatie bevorderen. Door een verhoging van de inkomensgrens in te stellen, worden de voorzieningen toegankelijk voor alle groepen tot 120 procent en dus ook voor ouders met kinderen op de basisschool. Hiermee wordt gericht ingezet op de groep die volgens de Minima Effectrapportage moeite heeft het basispakket te bekostigen. De ‘Werkgroep Werk’ van de gemeenteraad blijft actief betrokken bij het traject waarin we werken aan een tweejaarlijkse monitor om de effectiviteit van de instrumenten binnen het armoedebeleid te meten. Samen met de ‘Werkgroep werk’ wordt gewerkt aan de opzet van de monitor zodat - conform de Kadernota Armoedebeleid - in 2018 voor het eerst gerapporteerd kan worden over de resultaten. In het kader van de City Deal inclusieve stad experimenteren we met alternatieve werkwijzen op het gebied van armoedebestrijding en schuldhulpverlening die binnen het reguliere stelsel van regels niet mogelijk zijn. Verbonden partij: Stadsbank Oost Nederland
|
|
Toelichting
Wettelijk is voorgeschreven dat vanaf 2017 in de programma’s alleen de kosten van het primaire proces worden opgenomen. Daarom is de programma-overhead (2,5 miljoen euro) niet meer opgenomen binnen het programma Maatschappelijke ondersteuning, maar binnen het programma Dienstverlening en financieel beleid (DFB). Meer informatie over de gemeentelijke overhead is opgenomen in hoofdstuk 5.2.
De financiële middelen in de Programmabegroting 2017-2020 voor Maatschappelijke Ontwikkeling laten in 2017 en 2018 een beperkte daling zien. Dit wordt voor een deel veroorzaakt door bovenstaand beschreven wettelijke aanpassing van de kostentoerekening personeel. De financiële kaders zijn in de Zomernota 2016 aangegeven en dit betekent onder meer dat een aantal taakstellingen van -/- 0,5 miljoen euro in 2017 oplopend tot -/- 1 miljoen euro in 2020 zijn verwerkt binnen de bestaande middelen. Daarnaast hebben er aanpassingen plaatsgevonden, doordat het Rijk de integratie-uitkering in het sociaal domein heeft aangepast. Dit heeft betrekking op de Jeugdhulp, waarvoor een passing van het verdeelmodel (een korting) gedeeltelijk wordt teruggedraaid voor in totaal 1,3 miljoen euro (meicirculaire 2016). In de WMO verdwijnt de eenmalige uitkering voor de toeslag huishoudelijke hulp en daarvoor komt een structurele vergoeding voor vernieuwing maatschappelijke ondersteuning in de plaats.
De overige aanpassingen in baten en lasten betreffen enerzijds verschuivingen en anderzijds het aflopen van bestaande budgetmutaties. Een voorbeeld hiervan betreft de onttrekkingen aan reserves voor investeringen in de transformatieagenda sociaal domein. Een andere verschuiving betreft een gewijzigde kostentoerekening van personele kosten. De financiële mutaties als gevolg van het onderbrengen van de opdrachtgeversrol voor het sportbedrijf Sportaal bij dit programma zijn nog niet verwerkt. Dit gebeurt zodra in december 2016 het laatste besluit door uw Raad is genomen.
Voor een uitgebreide toelichting verwijzen we naar de financiële bijlage 6.4.
Meer info | Klik hier voor meer informatie over reguliere werkzaamheden en beleidsnota's. |
Portefeuillehouders | Jurgen van Houdt, Patrick Welman en Eelco Eerenberg |
Concerndirecteuren | Hilde Reints en Richard Kokhuis |